Werkgevers die werken in onroerende staat uitvoeren in de zin van de btw-wetgeving kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Deze maatregel kan van toepassing zijn op de werkgevers uit de bouwsector, maar ook op werkgevers uit aanverwante sectoren (bijvoorbeeld metaal, hout en stoffering, tuinaanleg, landschapsverzorging, enz.) waarvan de werknemers ploegenarbeid op werven verrichten.
De maatregel is dus niet gebonden aan een sector en kan worden toegepast door iedere onderneming die werken in onroerende staat uitvoert op locatie mits aan onderstaande voorwaarden is voldaan.
Deze werkgevers moeten 18% van de bedrijfsvoorheffing op de lonen van de betrokken werknemers niet doorstorten aan de fiscus.
Voorwaarden
- de werken worden verricht in één of meerdere ploegen van minstens 2 personen die hetzelfde of complementair werk doen zowel qua inhoud als qua omvang;
- het gaat om werken in onroerende staat in de zin van de btw-wetgeving;
- de werken worden verricht op locatie (bv. op werven);
- de werknemers hebben minstens 1/3e van hun arbeidstijd in een bepaalde maand gewerkt in een ploeg waarvoor de vermelde voorwaarden vervuld zijn;
- de betrokken werknemers ontvangen een minimum bruto-uurloon van € 17,27 (dit bedrag wordt jaarlijks aangepast).
Bewijzen
Als werkgever moet je een nominatieve lijst bijhouden met vermelding van de volledige identiteit van de werknemers die werken in onroerende staat op werven verricht hebben en die in aanmerking komen voor de vrijstelling, samen met de periode van het jaar waarin ze dat gedaan hebben.
Het bijhouden van deze lijst is evenwel niet voldoende. Je moet ook bijkomende bewijsstukken kunnen voorleggen die aantonen dat de voorwaarden voor de vrijstelling vervuld zijn. Denk hierbij aan werfverslagen, planningen, uittreksels uit het tijdsregistratiesysteem of werfmeldingen, facturen, andere boekhoudkundige stukken, enz.