In een recent gepubliceerd antwoord op een parlementaire vraag, heeft de Minister van Financiën Vincent Van Peteghem bevestigd dat de voorwaarde dat de laadpaal ter beschikking moet worden gesteld door de werkgever, niet meer van toepassing is.
Voordeel alle aard
Voorheen stelde de minister dat de terugbetaling van de elektriciteitskosten voor het opladen van de bedrijfswagen enkel kon gebeuren (zonder dat dit aanleiding gaf tot een apart voordeel alle aard) indien de volgende 3 voorwaarden cumulatief werden vervuld:
- de werkgever stelt een laadpaal ter beschikking van de werknemer;
- deze laadpaal bevat een specifiek communicatiesysteem dat het verbruik communiceert aan de werkgever;
- de car policy voorziet in de terugbetaling van de elektriciteit die met deze laadpaal wordt verbruikt.
In een antwoord op een nieuwe parlementaire vraag, stelt de minister dat de terbeschikkingstelling van een laadpaal door de werkgever geen vereiste meer is om een bijkomend voordeel alle aard te vermijden.
Hij benadrukt wel dat de werkgever erover moet waken dat hij/zij uitsluitend in de terugbetaling voorziet met betrekking tot het verbruik van de ter beschikking gestelde bedrijfswagen. De werkgever moet dus een zicht krijgen op het verbruik, waardoor een specifiek communicatiesysteem is vereist. Dit kan in de vorm van een laadpaal met een specifiek communicatiesysteem, maar kan ook via andere vormen van communicatie, voor zover die verifieerbaar is. De minister geeft een tussenteller als voorbeeld.
Terugbetaling elektriciteitskost o.b.v. de werkelijke elektriciteitsprijs
Minister Van Peteghem bevestigt eveneens dat de terugbetaling door de werkgever moet gebeuren o.b.v. de werkelijke elektriciteitskosten van de werknemer.
In de praktijk werd, n.a.v. eerdere fiscale rulings, namelijk vaak het gewestelijke CREG-tarief (in Vlaanderen het VREG-tarief) gehanteerd om de elektriciteitskost terug te betalen aan de werknemer. In de recente ruling wordt het gebruik van het CREG-tarief vervangen door het gebruik van de werkelijke elektriciteitsprijs.
De werknemer wordt gevraagd om zijn/haar huidige volledige elektriciteitsprijs per kWh te registreren o.b.v. zijn/haar lopende elektriciteitscontract. Om echter de werkelijke elektriciteitsprijs zo dicht mogelijk te benaderen, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen de werknemers met een elektriciteitscontract met een vaste prijs en degenen met een contract met een variabele prijs:
1. Elektriciteitscontract met vaste prijs
De werknemer moet periodiek (d.i. minstens één keer per jaar) de volledige elektriciteitsprijs updaten.
2. Elektriciteitscontract met variabele prijs
Voor de werknemers met een variabele prijs zal retroactief de gemiddelde elektriciteitsprijs voor de betrokken periode in aanmerking worden genomen.
Alsook is er voor deze werknemers een bijkomende registratie vereist bij ontvangst van de eindafrekening van de elektriciteit. Voor de periode waarop de afrekening betrekking heeft, moet de (gewogen) gemiddelde elektriciteitsprijs worden bepaald. In de mate dat de gemiddelde elektriciteitsprijs van de afrekening afwijkt van de voorlopige prijs, wordt de overschot of het tekort in de volgende terugbetaling afgetrokken respectievelijk bijgeteld.
Het is dus niet nodig om historisch te traceren welke elektriciteitsprijs gold voor elke laadbeurt.
Opgelet, deze ruling en daarbij bovenstaande regeling, is niet van toepassing op werknemers die beschikken over zonnepanelen.
Zoals reeds aangegeven zorgt deze nieuwe ruling voor een complexe berekening, rekening houdend met o.a. dag- en nachttarieven, piekuren, e.d. Alsook wordt er geen regeling getroffen voor werknemers met zonnepanelen. We hopen nog steeds dat de fiscale administratie werkt aan een circulaire, specifiek voor elektrische bedrijfswagens. Dit wordt momenteel echter niet bevestigd noch ontkend door de Minister van Financiën.
Bron: Bulletin nr. 0124 dd. 29 november 2023, www.dekamer.be.