Werkgevers die hun werknemers tewerkstellen in ploegenarbeid, al dan niet met werken in onroerende staat, of nachtarbeid, kunnen onder bepaalde strikte voorwaarden een vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing genieten.
Of aan deze voorwaarden is voldaan, wordt door de fiscus pas achteraf gecontroleerd bij een eventuele fiscale controle.
Bij wie ligt de bewijslast?
De bewijslast ligt bij de belastingplichtige, d.w.z. dat je als werkgever moet bewijzen dat alle strikte voorwaarden om te genieten van de vrijstelling zijn vervuld.
Voorbeeld: Om de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid te genieten, zal de werkgever o.a. het bewijs moeten leveren dat de werknemers ploegenarbeid hebben verricht en voor deze prestaties ploegenpremie (2%) hebben ontvangen.
Bovendien moet de werkgever ook een nominatieve lijst ter beschikking houden van de administratie met daarin per maand een aantal verplichte gegevens. Deze nominale lijst wordt ook vaak door de werkgever gebruikt als bewijsstuk in geval van fiscale controle.
Hoewel deze lijsten al heel wat informatie bevatten, zijn deze meestal niet voldoende. Het is noodzakelijk om andere bewijsstukken aan te leveren om deze nominatieve lijsten te staven. Denk hierbij aan tijdregistratiesystemen, werfmeldingen of andere boekhoudkundige stukken.
Let wel! Er zijn ook een aantal voorwaarden waarvoor een nominatieve lijst geen bewijs kan leveren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de voorwaarde bij ploegenarbeid om ‘hetzelfde werk, qua inhoud als omvang’ uit te voeren. Hiervoor zal je dus ook andere bewijsstukken moeten voorleggen.