Werkgevers die sportbeoefenaars tewerkstellen krijgen een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing toegekend op de bedrijfsvoorheffing die ze inhouden op de bezoldigingen die ze hen betalen en/of toekennen.
Enkel niet-inwonende sportbeoefenaars die onderworpen zijn aan de bedrijfsvoorheffing van 18% zijn uitgesloten van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Op de helft van de niet-doorgestorte bedrijfsvoorheffing, die werd ingehouden op de bezoldigingen die werden betaald of toegekend aan sportbeoefenaars die minstens de leeftijd van 26 jaar hebben bereikt op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vrijstelling wordt gevraagd, rust een bestedingsverplichting.
Deze helft van de niet-doorgestorte bedrijfsvoorheffing moet worden besteed aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars, namelijk sportbeoefenaars die op de referentiedatum de leeftijd van 23 jaar niet bereikt hebben. De gelden moeten besteed worden aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars, d.w.z. de bezoldigingen van personen die belast zijn met de opleiding, begeleiding of ondersteuning van deze jonge sportbeoefenaars in hun sportbeoefening en de bezoldiging van de jonge sportbeoefenaars.
De bezoldiging van de jonge sportbeoefenaar mag enkel als geldige besteding worden meegerekend als ze niet meer bedraagt dan € 83.248 (bedrag voor 2019). Deze grens is voor elke sportbeoefenaar van toepassing en vormt een absolute grens. Deze grens is niet van toepassing voor bezoldigingen van opleiders, trainers of begeleiders.
Bron: Circulaire 2019/C/110 betreffende het maximumbedrag van de bezoldigingen van jonge sportbeoefenaars – 4e addendum bij de circulaire nr. Ci.RH.244/613.502 (AAFisc 35/2012) van 12 november 2012, www.fisconetplus.be, FOD Financiën, 18/10/2019.