Een deeltijdse werknemer kan aan zijn werkgever schriftelijk vragen om bij voorrang een voltijdse betrekking of een deeltijdse betrekking met meer uren te kunnen krijgen. In dat geval moet u de werknemer schriftelijk verwittigen wanneer er een vacante dienstbetrekking in uw onderneming is. Deze verplichting bestaat al geruime tijd, maar werd in de praktijk weinig toegepast omdat er nog uitvoeringsmodaliteiten geregeld moesten worden.
Intussen werd er hierover een bijkomend KB gesloten en zullen werkgevers die deze verplichting niet naleven voor een deeltijdse werknemer met een inkomensgarantieuitkering een responsabiliseringsbijdrage van € 25 per maand moeten betalen.
Alle deeltijdse werknemers kunnen bij voorrang aanspraak maken op het bekomen van bijkomende arbeidsuren in de onderneming. De responsabiliseringsbijdrage zal wel enkel opgelegd worden als de werkgever zijn verplichtingen niet naleeft voor deeltijdse werknemers met een inkomensgarantieuitkering. Omwille van hun statuut van onvrijwillig deeltijdse werknemer met behoud van rechten, hebben deze deeltijdse werknemers normaal gezien een voorrangsaanvraag voor een voltijdse betrekking moeten indienen, aangezien dit één van de voorwaarden is voor hun recht op uitkeringen.
De voorrangsregeling geldt niet voor:
- werknemers die niet onder het toepassingsgebied van de wet van 5 december 1968 betreffende de cao’s en de paritaire comités vallen;
- uitzendkrachten tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid;
- werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques;
- gelegenheidswerknemers.
De werkgever moet zijn deeltijdse werknemers enkel een schriftelijke melding doen van openstaande vacatures, wanneer de deeltijdse werknemer dit eerst schriftelijk bij de werkgever heeft aangevraagd. Wanneer de werkgever zo’n schriftelijke aanvraag van zijn werknemer ontvangt, moet de werkgever schriftelijk de ontvangst hiervan bevestigen en moet hij melden dat hij vanaf dan de gepaste vacatures aan de werknemer zal meedelen.
De meldingsplicht geldt enkel voor een vacante betrekking in de onderneming in dezelfde functie en waarvoor de deeltijdse werknemer de vereiste kwalificaties bezit. De werkgever is ook enkel verplicht om een melding te doen als de vacante betrekking tot gevolg heeft dat de abeidsregeling van de deeltijdse werknemer verhoogd wordt gedurende een ononderbroken periode van minstens 1 maand of voor onbepaalde tijd. De aanpassing van de arbeidsregeling zal gebeuren door middel van een nieuwe arbeidsovereenkomst of door een bijlage bij de bestaande arbeidsovereenkomst.
De werkgever moet de mededeling van de vacante betrekking doen binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de betrekking vacant wordt. De werkgever mag deze mededeling doen door de overhandiging van een geschrift aan de werknemer met een ontvangstbewijs of door een aangetekende zending.
De mededeling moet minstens de volgende verplichte gegevens bevatten:
- een beknopte beschrijving van de functie;
- de duur van de overeenkomst;
- de arbeidsregeling en het werkrooster;
- de plaats van tewerkstelling;
- de termijn waarbinnen de deeltijdse werknemer moet reageren (minimum 1 week en maximum 1 maand).
- de werkgever moet een afschrift van deze mededeling bewaren gedurende 7 jaar.
Wanneer de werkgever de voorrangsregels en de verplichtingen ten aanzien van deeltijdse werknemers met een inkomensgarantieuitkering niet naleeft, kan de werkgever een responsabiliseringsbijdrage van € 25 per maand per deeltijdse werknemer opgelegd krijgen. De bijdrage is verschuldigd per volledig kwartaal en zal geïnd worden door de RSZ.
De werkgever zal de responsabiliseringsbijdrage moeten betalen vanaf het kwartaal volgend op de 4 kwartalen waarin ten minste één bijkomend uur beschikbaar was én geen enkele deeltijdse werknemer met een inkomensgarantieuitkering dat uur of de beschikbare uren bij voorrang toegekend kreeg.
De verplichtingen zijn dus nu reeds van toepassing en moeten nageleefd worden, maar de responsabiliseringsbijdrage zal ten vroegste vanaf 1 april 2020 verschuldigd zijn.
Het is dus belangrijk om na te kijken of u deeltijdse werknemers met een inkomensgarantieuitkering tewerkstelt.
Als deze werknemers een schriftelijke aanvraag bij u ingediend hebben voor bijkomende uren, moet u de bijkomende uren bij voorrang aanbieden aan deze deeltijdse werknemers. Wanneer u dat niet doet, moet u zorgen dat u hiervoor een aanvaardbaar bewijs bezit met het oog op een mogelijke latere controle.
De responsabiliseringsbijdrage is niet meer verschuldigd:
- vanaf het kwartaal waarin de werkgever alle bijkomende uren toekent aan deeltijdse werknemers met een inkomensgarantieuitkering;
- vanaf het kwartaal waarin de werkgever de bijdrage betaalde voor 4 kwartalen en er geen enkel nieuw bijkomend uur beschikbaar was gedurende deze 4 kwartalen.
Er zijn tevens een aantal situaties waarin de werkgever geen responsabiliseringsbijdrage moet betalen. Dit is onder meer het geval wanneer de werkgever kan aantonen:
- dat hij geen mededeling van de vacante dienstbetrekking moest verrichten;
- dat de deeltijdse werknemer met een inkomensgarantieuitkering niet in aanmerking kwam voor de bijkomende uren omdat het niet ging om dezelfde functie of omdat de deeltijdse werknemer niet over de vereiste kwalificaties beschikte;
- dat de deeltijdse werknemer niet in aanmerking kwam omdat het ging om uren tijdens dezelfde tijdsblokken als waarin de werknemer reeds prestaties leverde bij de werkgever;
- dat het ging om bijkomend werk in een andere vestigingseenheid dan die waarin de betrokken deeltijdse werknemer werkt;
- dat de werkgever de beschikbare bijkomende uren wel heeft aangeboden, maar de werknemer niet is ingegaan op het aanbod.
De RSZ zal de responsabiliseringsbijdrage gaan berekenen, nadat de nodige vaststellingen gebeurd zijn op basis van de gegevens gekend bij de RVA en de RSZ. Hiervoor zullen de RSZ en de RVA per kwartaal elektronisch gegevens uitwisselen over de werkgevers die deeltijdse werknemers met een inkomensgarantieuitkering in dienst hebben. Op basis van deze gegevens zal de RSZ een lijst opstellen met werkgevers die mogelijk niet in orde zijn met deze maatregel. Het is de bedoeling dat deze lijst overgemaakt zal worden aan de inspectiedienst Toezicht op de Sociale Wetten. De inspectie zal dan gaan controleren of de werkgever een gegronde verantwoording had om de meldingsplicht van de bijkomende uren aan deeltijdse werknemers met een inkomensgarantieuitkering niet na te leven.
Bronnen: Programmawet van 25 december 2017, B.S. 29 december 2017 en KB van 2 mei 2019 tot uitvoering van de bepalingen van de programmawet van 22 december 1989 die betrekking hebben op de voorrang voor deeltijdse werknemers om een vacante dienstbetrekking bij hun werkgever te verkrijgen, B.S. 15 mei 2019.