In het kader van de bijkluswet was het mogelijk om in 3 systemen – verenigingswerk, diensten van burger aan burger en activiteiten in de deeleconomie – tot € 6.000 per jaar onbelast bij te verdienen.
In april 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof echter de regeling rond het onbelast bijverdienen omdat deze strijdig is met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Er kon nog tot eind 2020 gebruik gemaakt worden van het stelsel.
Vanaf 1 januari 2021 is de regeling grondig hervormd. Bovendien blijft de nieuwe regeling maar gedurende één jaar van kracht zodat de regering de tijd heeft om een blijvende regeling uit te werken.
Hierna geven we u graag een overzicht van de belangrijkste punten:
1. Toepassingsgebied verenigingswerk
In de eerste plaats wordt het toepassingsgebied van de nieuwe regeling sterk ingeperkt. Zo kan enkel nog de sportsector gebruik maken van het nieuwe systeem van verenigingswerk. Meer bepaald gaat het om de volgende activiteiten:
- animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt;
- sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden;
- conciërge van sportinfrastructuur;
- hulp en ondersteuning bieden op occasionele of kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector;
- hulp bieden op occasionele of kleinschalige basis bij het opstellen van nieuwsbrieven en andere publicaties (zoals websites) in de sportsector;
- verstrekker van opleidingen, lezingen, en presentaties in de sportsector.
2. Voorwaarden verenigingswerker
De verenigingswerker moet minstens 18 jaar oud zijn bij de start van het verenigingswerk.
Hij moet verder ook in het derde kwartaal voor de start van het verenigingswerk minstens één dag als werknemer of ambtenaar gewerkt hebben of zelfstandige in hoofdberoep geweest zijn. De oude voorwaarde dat het moest gaan om een minimale tewerkstelling van 4/5de werd niet hernomen in de nieuwe regeling.
Ook gepensioneerden die in het tweede kwartaal voor de start van het verenigingswerk reeds gepensioneerd waren, kunnen verenigingswerk uitvoeren.
3. De overeenkomst verenigingswerk
Ten laatste bij de aanvang van het verenigingswerk moet er een schriftelijke overeenkomst voor verenigingswerk gesloten worden. Een model van deze overeenkomst moet nog bij koninklijk besluit vastgelegd worden.
De overeenkomst wordt steeds voor bepaalde duur gesloten met een maximum van één jaar. Per kalenderjaar mogen er maar maximum drie overeenkomsten gesloten worden met eenzelfde vereniging.
4. Overige bepalingen omtrent het verenigingswerk
Een verenigingswerker mag maximum gemiddeld 50 uren per maand werken. Dit gemiddelde wordt per kwartaal berekend.
Voor de verenigingswerker zal verder ook een uurrooster moeten bepaald worden. Dit kan een vast of een variabel uurrooster zijn.
Hierbij moet wel rekening gehouden worden dat bij prestaties van meer dan 6 opeenvolgende uren er een pauze moet voorzien worden van minstens 15 minuten. Tussen twee prestaties op twee verschillende dagen, dient er ook steeds een onderbreking van minstens 11 uur voorzien te worden. Per periode van 7 opeenvolgende kalenderdagen, heeft de verenigingswerker ook recht op één rustpauze van minstens 24 uur. Hij kan m.a.w. niet 7 dagen op 7 werken.
5. Vergoeding
Beide partijen kunnen in akkoord bepalen welke vergoeding zal betaald worden. Deze moet wel minstens € 3,57 (niet-geïndexeerd) per uur bedragen. Verder mag de verenigingswerker ook niet meer dan € 500 per maand (of € 1.000 per maand voor de eerste twee categorieën van de opsomming in punt 1) en € 6.000 per jaar bijverdienen. In deze maxima zijn eventuele kostenvergoedingen inbegrepen.
Het uurtarief is gekoppeld aan de spilindex en bedraagt momenteel € 5,10 per uur. De maximale bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Voor 2021 gaat het om € 532,50 per maand of € 1.065,00 per maand en € 6.390 per jaar.
De vereniging betaalt een RSZ-bijdrage van 10% op de betaalde vergoedingen. De verenigingswerker zelf betaalt ook 10% belastingen.
6. Einde van de verenigingsovereenkomst
De verenigingsovereenkomst komt tot een einde na afloop van de afgesproken termijn. Zij kan ook vroegtijdig beëindigd worden mits naleving van een opzeggingstermijn, betaling van een verbrekingsvergoeding of om dringende reden.
Bij een overeenkomst van minder dan 6 maanden, bedraagt de opzeggingstermijn 7 kalenderdagen. Bij een overeenkomst van minstens dan 6 maanden, bedraagt de opzeggingstermijn 14 kalenderdagen.
Bij een overeenkomst van minder dan 6 maanden, bedraagt de opzeggingsvergoeding 1/48e van het jaarplafond. Bij een overeenkomst van minstens dan 6 maanden, bedraagt de opzeggingsvergoeding 1/24evan het jaarplafond.
Bron: Wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk (1), B.S. 31 december 2020.