Werkgevers kunnen vanaf 1 september 2022 een cursist een werkplek aanbieden voor duaal leren in het Vlaams volwassenenonderwijs.
Tijdens een duale opleiding volgt een cursist een deel van zijn opleiding bij een CVO (Centrum voor Volwassenenonderwijs) en een deel op de werkplek van een onderneming. Dit bestond reeds voor andere onderwijsvormen, maar vanaf 1 september 2022 komt daar het Vlaams volwassenenonderwijs bij.
De werkgever moet zich laten erkennen om deze werkplek te mogen aanbieden en moet aan de cursist een leervergoeding betalen.
Het begrip duale opleiding
Een duale opleiding is een beroepsopleiding van het secundair volwassenenonderwijs waarin een cursist competenties verwerft die tot een beroepskwalificatie leiden. De cursist verwerft deze competenties deels in de onderwijsinstellingscomponent, namelijk het CVO, en deels op de werkplekcomponent.
De cursist moet voldoen aan de toelatingsvoorwaarden van het volwassenenonderwijs en ingeschreven zijn in het volwassenenonderwijs. Het individuele leertraject van de duale opleiding bevat het opleidingsplan van de cursist.
Een gemandateerd personeelslid van het CVO zal optreden als trajectbegeleider die de cursist volgt en begeleidt.
Aanvraag tot erkenning van de onderneming
Een onderneming is elke natuurlijke persoon, privaatrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke rechtspersoon.
Binnen de onderneming moet een mentor worden aangeduid. Deze zal de cursist op de werkplek opleiden en begeleiden. De onderneming moet minstens aan de volgende voorwaarden voldoen om een erkenning te kunnen bekomen:
- binnen de onderneming een mentor aanduiden die:
- minstens 25 jaar oud is;
- minstens 5 jaar praktijkervaring heeft in het beroep;
- van onberispelijk gedrag is;
- de mentoropleiding moet volgen.
- over de nodige uitrusting beschikken;
- voldoende financiële draagkracht hebben om de continuïteit van de onderneming te waarborgen;
- geen veroordelingen hebben opgelopen.
Het Vlaams Partnerschap Duaal leren kan hierop afwijkingen toestaan (bv. minstens 23 jaar oud zijn).
De onderneming moet een aanvraag tot erkenning indienen bij het Vlaams Partnerschap Duaal Leren via het digitale loket voor ondernemingen (app.werkplekduaal.be).
Afsluiten van een driepartijenovereenkomst
Een driepartijenovereenkomst tussen de cursist, een CVO en een onderneming werkt de verschillende aspecten van de duale opleiding verder uit.
De overeenkomst wordt voor elke cursist afzonderlijk schriftelijk opgesteld ten laatste op het tijdstip waarop de cursist zijn werkplekcomponent aanvat. Het gaat om een overeenkomst van bepaalde duur, die schooljaaroverschrijdend kan zijn.
Het is ook mogelijk dat de cursist opeenvolgende overeenkomsten sluit met verschillende ondernemingen. De duur van alle overeenkomsten samen mag echter niet meer bedragen dan de duur van het leertraject.
Men moet zowel rekening houden met de duur van de opleiding bij het CVO als op de werkplek om de maximale arbeidsduur te bepalen bij het opmaken van het uurrooster in de overeenkomst.
Er worden 2 nieuwe modelovereenkomsten voor duale opleidingen in het Vlaams volwassenenonderwijs voorzien:
- de overeenkomst van duale opleiding “ODO”;
- de overeenkomst van duale opleiding statuut “ODO-statuut”.
Bij een ODO-statuut moet de cursist aan de voorwaarden voor een leerling voldoen. Een leerling is elke persoon die in het kader van een alternerende opleiding door een overeenkomst verbonden is met een werkgever (uitgezonderd een leerovereenkomst voor mindervaliden en een arbeidsovereenkomst). Een alternerende opleiding moet aan 6 voorwaarden voldoen:
- de opleiding wordt deels uitgevoerd op de werkvloer en deels binnen of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling. Deze 2 onderdelen beogen samen de uitvoering van 1 enkel opleidingsplan, daarom zijn ze op elkaar afgestemd en wisselen ze elkaar geregeld af;
- de opleiding leidt tot een beroepskwalificatie;
- het deel dat de cursist uitvoert op de werkvloer, voorziet op jaarbasis een gemiddelde arbeidsduur van minstens 20 uren per week, zonder rekening te houden met de feest- en vakantiedagen;
- het deel dat de cursist uitvoert binnen of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling, omvat op jaarbasis:
- minstens 240 lesuren voor leerlingen die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht;
- minstens 150 lesuren voor leerlingen die niet onderworpen zijn aan de leerplicht.
Het aantal uren kan berekend worden naar rato van de totale duur van de opleiding.
De lesuren waarvoor de leerling eventueel van een vrijstelling geniet, zijn begrepen in de 240 of 150 uren.
- de leerling voert beide delen van de opleiding uit in het kader van één enkele overeenkomst. De werkgever en de leerling zijn betrokken partijen bij deze overeenkomst. De leerling kan de opleiding uitvoeren in het kader van meerdere opeenvolgende overeenkomsten op voorwaarde dat:
- de minima van de opleidingsuren binnen de onderwijs- of opleidingsinstelling het bovengenoemd aantal bereiken; en
- het volledige traject, bestaande uit verschillende opeenvolgende overeenkomsten, gegarandeerd en gecontroleerd wordt door de operator die verantwoordelijk is voor de opleiding;
- de hierboven bedoelde overeenkomst voorziet een financiële bezoldiging voor de leerling die ten laste is van de werkgever en die beschouwd moet worden als loon.
Op deze overeenkomsten bestaan 3 afwijkingen:
- een overeenkomst van duale opleiding met de eigen werkgever;
- een deeltijdse arbeidsovereenkomst met een onderneming uit de non-profit sector;
- een overeenkomst met een onderneming gevestigd buiten de Vlaamse Gemeenschap.
Indien de overeenkomst in de loop van de eerste 30 dagen wordt geschorst, wordt de overeenkomst verlengd met de duur van de schorsing.
De maandelijkse leervergoeding
Maandelijks ontvangt de cursist een leervergoeding, die berekend wordt per uur en minimaal 0,21% van het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen (GGMMI) bedraagt.
De hoogte van de leervergoeding verschilt naargelang het gaat over een ODO of een ODO-statuut. De vergoeding voor een ODO dekt enkel de opleiding op de werkplek. Bij een ODO-statuut dekt de vergoeding zowel de opleiding in het CVO als op de werkplek. Hier bouwt de cursist ook sociale zekerheidsrechten op.
Schorsing van de overeenkomst
Tijdens een schorsing behoudt de cursist zijn leervergoeding, behalve bij arbeidsongeval of beroepsziekte. De overeenkomst wordt op dezelfde manier geschorst als vermeld in de Arbeidsovereenkomstenwet.
Als de overeenkomst meer dan 14 dagen geschorst is, moet de onderneming de trajectbegeleider op de hoogte brengen. Daarna moet de onderneming de trajectbegeleider ten laatste 3 dagen na de hervatting verwittigen.
Einde van de arbeidsovereenkomst
De overeenkomst kan op verschillende manieren beëindigd worden:
- de gewone wijze om een overeenkomst te beëindigen (bv. beëindiging van de arbeidsovereenkomst in onderling akkoord);
- als de termijn verstreken is;
- als de cursist de opleiding met vrucht heeft beëindigd;
- als de mentor overlijdt en geen andere mentor kan worden aangesteld;
- als er overmacht is waardoor de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk wordt;
- op verzoek van de cursist in geval van faillissement of na overname van de onderneming, tenzij de overnemende onderneming de overeenkomst overneemt. Dat laatste is alleen mogelijk als ook de overnemende onderneming aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet;
- als de schorsing van de uitvoering van de overeenkomst langer dan 60 dagen aanhoudt en de onderneming of de cursist de wens uit de overeenkomst niet verder uit te voeren;
- bij definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel van het CVO;
- als de cursist de opleiding vroegtijdig stopzet;
- als de erkenning van de onderneming wordt opgeheven.
Opzegging
De onderneming of de cursist kunnen de overeenkomst schriftelijk opzeggen tijdens de eerste 30 dagen van de uitvoering van de overeenkomst met inachtneming van een opzeggingstermijn van 7 dagen. De termijn van 7 dagen begint te lopen de dag na ontvangst van de opzegging.
Verbreking
Daarnaast is het mogelijk dat de onderneming of de cursist een wettige reden inroept tot verbreking van de overeenkomst indien één van hen:
- ernstig tekortschiet in de verplichtingen bij de uitvoering van de overeenkomst, of
- er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren, of
- als de cursist wil overschakelen naar een andere opleiding.
In dat geval is er een verzoeningsprocedure van toepassing alvorens er effectief tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan worden overgegaan.
Einde door CVO
Tot slot kan het CVO de overeenkomst schriftelijk en gemotiveerd beëindigen in de volgende gevallen:
- bij een zware inbreuk van de onderneming of de cursist tegen de uitvoering van de overeenkomst;
- wanneer de fysieke of geestelijke gezondheid van de cursist gevaar loopt;
- als er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren.
Bron: Besluit van 17 juni 2022 van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenenonderwijs, BS 19 augustus 2022.