Wat
Om werkgevers ertoe aan te zetten om langdurig zieke werknemers opnieuw in te schakelen in het arbeidscircuit, heeft de wetgever een nieuwe responsabiliseringsbijdrage ingevoerd voor werkgevers met een “bovenmaatse instroom” in invaliditeit.
Er is sprake van een “bovenmaatse instroom” wanneer het gemiddelde aantal werknemers in invaliditeit over een bepaalde referteperiode van 4 kwartalen (= kwartaal Q en elk der 3 voorafgaande kwartalen):
- X keer hoger is dan “de totale tewerkstellingen” in dezelfde kwartalen bij ondernemingen in dezelfde activiteitensector (*); en
- Y keer hoger is dan “de totale tewerkstellingen” in dezelfde kwartalen bij de algemene private sector (**).
De factoren X en Y moeten nog worden bepaald bij koninklijk besluit.
Kwartaal Q is het kwartaal waarin de invaliditeit (= meestal na het eerste jaar arbeidsongeschiktheid) een aanvang neemt.
De referteperiode bestaat uit het vierde kwartaal van het voorlaatste jaar (n-2) en het eerste, tweede en derde kwartaal van het vorig jaar (n-1).
(*) De verhouding ten aanzien van ondernemingen in dezelfde activiteitensector wordt bepaald aan de hand van de eerste 4 cijfers van de NACE-classificatie van economische activiteit voor wat betreft de hoofdactiviteit van de werkgever.
(**) Voor het bepalen van de verhouding ten aanzien van ondernemingen in de algemene private sector in kwartaal Q, wordt rekening gehouden met alle werkgevers die onder het toepassingsgebied van de CAO-wet vallen.
Voor het bepalen van de “bovenmaatse instroom” wordt er geen rekening gehouden met werknemers die progressief worden tewerkgesteld.
Voor het bepalen van de “totale tewerkstelling” wordt vervolgens enkel rekening gehouden met het aantal VTE met een anciënniteit van 3 jaar binnen de onderneming.
Werkgevers, die gemiddeld minder dan 50 werknemers tewerkstellen gedurende het jaar waarin het kwartaal Q-1 valt, zijn vrijgesteld.
Bedrag
Het gaat om een trimestriële responsabiliteitsbijdrage van 0,625% van de aan de RSZ aangegeven bijdrageplichtige lonen van kwartaal Q-1 en wordt vastgesteld op basis van de gegevens inzake instroom in invaliditeit, meegedeeld door het RIZIV.
Voor de berekening wordt geen rekening gehouden met de betaalde bedragen onafhankelijk van het aantal effectief gewerkte dagen. De bedragen die betrekking hebben op de beëindiging van de tewerkstelling worden wel in aanmerking genomen.
Voor wat de berekening van de responsabiliteitsbijdrage betreft, wordt ook alleen maar rekening gehouden met de instroom van werknemers die bij aanvang van de primaire ongeschiktheid 18 jaar oud zijn en de leeftijd van 55 jaar niet hebben bereikt.
Evaluatie en besteding bedrag
De werkgevers wiens gemiddelde instroom van werknemers in invaliditeit ongunstig evolueert, worden hiervan proactief door de RSZ op de hoogte gehouden.
De opbrengst van de bijdrage wordt door de RSZ gestort aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van het/de Paritair(e) Comité(s) waaronder de werkgever ressorteert. Zij moet worden gebruikt voor preventieve maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk en/of maatregelen inzake duurzame herinschakeling van langdurig zieken.
Deze maatregel treedt in werking op 1 januari 2022 en is van toepassing op de invaliditeitsperiodes die aanvangen vanaf die datum.
Bron: Programmawet 27 december 2021, BS 31 december 2021.