1. Feiten
De werknemer trad in dienst van de onderneming via een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd op 1 augustus 2017.
Vanaf dinsdag 3 juli 2018 was de werknemer afwezig op het werk. Pas via e-mail van donderdag 5 juli 2018 rechtvaardigde de werknemer zijn afwezigheid via een arbeidsongeschiktheidsattest dat de arbeidsongeschiktheid van 3 tot 6 juli 2018 attesteerde.
Via e-mail van 10 juli 2018 verzond de werknemer een tweede medisch attest ter rechtvaardiging van zijn afwezigheid van 7 juli tot en met 20 juli 2018. Bijgevolg rechtvaardigde de werknemer opnieuw laattijdig zijn afwezigheid op het werk.
Op zondag 22 juli 2018 liet de werknemer via sms aan de werkgever weten dat hij “wegens blijvende gezondheidsproblemen” maandag niet aanwezig zou zijn op het werk en dat het medisch attest zo spoedig mogelijk aan de werkgever zou worden bezorgd.
Op 24 juli 2018 verzond de werknemer nog het volgende bericht naar de werkgever: “Heb een attest tot 6 augustus. Ik zal dit straks via mail doorsturen…”
De werkgever reageerde hierop via aangetekend schrijven:
“Wij hebben vastgesteld dat u zich sinds 23/07/2018 niet meer aangeboden heeft op het werk, en dit zonder rechtvaardiging.
Wij verzoeken u daarom beleefd, doch met aandrang, om binnen 24 uur na ontvangst van deze brief het werk te hervatten en uw afwezigheid aan ons te verrechtvaardigen.
Zo u binnen deze termijn niet reageert, geeft u hierdoor de wil te kennen dat u de tussen ons bestaande arbeidsovereenkomst niet verder wenst te zetten.
Wij dienen in dat geval dan ook vast te stellen dat u de arbeidsovereenkomst op éénzijdige wijze wenst te verbreken, waarbij wij ons alle rechten voorbehouden.”
Met aangetekend schrijven van 30 juli 2018 stelde de werkgever contractbreuk vast door de werknemer.
2. Beoordeling door het arbeidshof
Aangezien de werkgever ondubbelzinnig het einde van de arbeidsovereenkomst heeft vastgesteld, moet zij het bewijs leveren van een voorafgaande, eenzijdige en onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werknemer. Indien de werkgever dit bewijs niet levert, wordt zij geacht zelf de arbeidsovereenkomst te hebben beëindigd.
Het hof argumenteert dat de tekortkoming van een partij aan haar – zelfs essentiële - verplichtingen, op zichzelf de arbeidsovereenkomst niet eindigen. Bijgevolg kan volgens het hof slechts besloten worden tot een eenzijdige en onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, wanneer naast het bestaan van de tekortkoming ook de wil van de nalatige partij wordt bewezen om een einde te stellen aan de arbeidsovereenkomst.
Volgens het arbeidshof bewijst de werkgever niet dat de werknemer expliciet of impliciet de wil heeft geuit om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. Zo’n wilsuiting kan volgens het hof niet worden afgeleid uit de loutere afwezigheid van de werknemer en evenmin uit de eventuele nalatigheden, zoals de laattijdige ziektemeldingen, het niet tijdig overmaken van medische attesten en het niet-reageren op de ingebrekestelling van de werkgever.
De werkgever was voldoende op de hoogte over het feit dat de afwezigheid van de werknemer te maken had met zijn gezondheidstoestand. De werknemer had dit immers zowel op 22 juli en 24 juli 2018 gemeld aan de werkgever. Door de werkgever op die manier te informeren gaf de werknemer uitdrukkelijk aan dat hij zijn arbeidsovereenkomst niet wilde beëindigen en ook niet als beëindigd beschouwde.
3. Advies
Wanneer u op één of andere manier melding heeft gekregen van het feit dat de werknemer afwezig is omwille van gezondheidsredenen zonder dat u hiervoor een schriftelijke rechtvaardiging heeft gekregen, moet de nodige voorzichtigheid aan de dag worden gelegd alvorens contractbreuk in hoofde van de werknemer vast te stellen.
In dat geval is het ten zeerste aangewezen om de werknemer meerdere keren in gebreke te stellen alvorens de contractbreuk vast te stellen. Uit het gebrek aan een reactie op één ingebrekestelling kan u niet afleiden dat de werknemer de wil heeft geuit om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en bijgevolg de arbeidsovereenkomst onrechtmatig heeft beëindigd.
Bron: arrest arbeidshof Antwerpen, afdeling Antwerpen van 2 maart 2022, 2021/AA/178.