written by
Inge Braem

Kleine wijziging voetgangerspremie buiten het mobiliteitsbudget

1 min

Voor deze wijziging was het algemeen principe dat de werkgever, die een mobiliteitsbudget toekent, daarenboven geen verplichting meer had om tussen te komen in de kosten verbonden aan de woon-werkverplaatsingen (zoals bijvoorbeeld de kosten verbonden aan het gebruik van het openbaar vervoer, een fietsvergoeding of een voetgangerspremie).

Indien de werkgever wel zou tussenkomen, werden deze vergoedingen en voordelen beschouwd als loon waarop sociale zekerheid en bedrijfsvoorheffing is verschuldigd.

Op dit algemeen principe bestond een uitzondering: een werknemer die al minstens 3 maanden vóór de aanvraag van het mobiliteitsbudget (het recht op) de bedrijfswagen cumuleerde met een vrijgestelde vergoeding voor de woon-werkverplaatsingen, kon dit blijven combineren.

Wanneer een werkgever bijgevolg bovenop het mobiliteitsbudget een voetgangerspremie toekende aan de werknemer, zou deze vergoeding volledig zijn onderworpen aan sociale zekerheid en bedrijfsvoorheffing. De gedeeltelijke fiscale vrijstelling van € 430 per jaar (in 2022) zou dan vervallen. Dat laatste was niet het geval wanneer de voetgangerspremie niet in combinatie met de mobiliteitsbudget werd toegekend aan de werknemer.

De wetgever vond deze maatregel te streng voor werknemers die kozen voor een mobiliteitsbudget. Bijgevolg heeft de wetgever het cumulverbod nu opgeheven.

De huidige fiscale vrijstelling van € 430 op jaarbasis ( in 2022) is voortaan ook van toepassing wanneer de werkgever een voetgangerspremie toekent boven op het mobiliteitsbudget voor:

  • woon-werkverplaatsingen die de werknemer te voet aflegt;
  • woon-werkverplaatsingen met een specifiek voortbewegingstoestel (monowheel, hooverboard, elektrische step,…).

Bron: Wet van 5 juli 2022 houdende diverse fiscale bepalingen, BS 15 juli 2022.

voetgangerspremie mobiliteitsbudget