De cursist die in het kader van een individuele beroepsopleiding een opleiding volgt in een onderneming heeft recht op een IBO-premie van de VDAB. Deze IBO-premie wordt berekend aan de hand van het GGMMI dat van toepassing is op de werknemers die ten minste 20 jaar oud zijn en ten minste 12 maanden anciënniteit hebben in de onderneming die hen tewerkstelt.
De werkgever moet zelf geen loon of vergoeding aan de cursist betalen. Hij is aan de VDAB wel een maandelijkse kostprijs verschuldigd. Deze kostprijs is gekoppeld aan het normale baremaloon voor een werknemer die dezelfde functie uitoefent.
De bedragen van de loonschalen worden aangepast aan de spilindex. Sinds 1 juli 2019 zijn de volgende bedragen van toepassing:
- € 650 als de loonschaal minder dan € 1.734 bruto bedraagt;
- € 800 als de loonschaal tussen € 1.734 en € 2.040 bedraagt;
- € 1.000 als de loonschaal tussen € 2.041 en € 2.346 bedraagt;
- € 1.200 als de loonschaal tussen € 2.347 en € 2.652 bedraagt;
- € 1.400 als de loonschaal meer dan € 2.652 bedraagt.
Bij een afwezigheid van ten minste 7 aaneensluitende kalenderdagen van de cursist wordt de kostprijs voor de werkgever pro rata berekend vanaf de achtste kalenderdag afwezigheid van de cursist.
Bron: Besluit van de Vlaamse Regering dd. 28 juni 2019 houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding, wat betreft IBO, B.S. 3 oktober 2019.